Wetsvoorstel payroll: voor gelijke arbeidsvoorwaarden

10 april 2018 – Als het aan de PvdA, GroenLinks en SP ligt, worden de arbeidsvoorwaarden gelijk getrokken voor payrollwerknemers en werknemers die rechtstreeks in dienst zijn van de opdrachtgever. Hiertoe hebben ze op vrijdag 6 april 2018 het wetsvoorstel payroll ingediend. In dit artikel stellen wij u op de hoogte van de inhoud en mogelijke gevolgen van dit wetsvoorstel.

Huidige situatie

In het Care 4 Care-arrest (NJ 2017/370) heeft de Hoge Raad bepaald dat werknemers van payroll- en uitzendondernemingen hetzelfde behandeld moeten worden als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn van de opdrachtgever. Door de werknemers te kwalificeren als ‘uitzendkrachten’ vallen ze onder de cao voor Uitzendkrachten en het bedrijfstakpensioenfonds StiPP. Hierdoor hebben ze recht op de inlenersbeloning en kunnen ze worden ingezet aan de hand van flexibele arbeidscontracten.

Inhoud wetsvoorstel

Het wetsvoorstel payroll regelt dat payrollkrachten onder ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden vallen als de eigen werknemers van de opdrachtgever. Het lichtere arbeidsrechtelijke regime voor uitzendkrachten is daarmee niet langer toepasselijk voor payrollwerknemers.

Waarom dit wetsvoorstel?

De initiatiefnemers van het wetsvoorstel vinden het niet gerechtvaardigd dat werknemers van payrollondernemingen worden gekwalificeerd als uitzendkrachten. Een payrollonderneming brengt immers geen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar, maar fungeert puur als een backoffice voor een reguliere werkgever. De PvdA, GroenLinks en SP zijn van mening dat payrolling op dit moment vooral wordt gebruikt om werknemers flexibel te kunnen inzetten en om te besparen op arbeidsvoorwaarden. Ter verduidelijking, payrollwerknemers kunnen op grond van de cao voor Uitzendkrachten 5,5 jaar flexibel worden ingezet en kunnen geen aanspraak maken op bepaalde secundaire arbeidsvoorwaarden en de pensioenregeling van de opdrachtgever. Door het wetsvoorstel payroll worden deze verschillen weggenomen. De werknemers van een payrollonderneming gaan onder de reguliere ketenbepaling van artikel 7:668a BW vallen, wat maximaal drie contracten voor bepaalde tijd in een periode van maximaal twee jaar impliceert.

Verder krijgen zij recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die in dienst zijn van de opdrachtgever. Dit betekent dat een gelijkwaardige pensioenregeling, eindejaarsuitkering, bovenwettelijke vakantiedagen, een sociaal plan of een van-werk-naar-werk-traject moeten worden inbegrepen.

Gevolgen wetsvoorstel: vergaande ontslagbescherming, payrolling duurder en hogere sectorpremies

Het wetsvoorstel payroll kan verregaande gevolgen hebben voor de payrollbranche. Indien een individuele werknemer op basis van payrolling wordt ingezet bij een opdrachtgever, dan dient hij als een ‘normale werknemer’ te worden behandeld. Het voorgaande impliceert sinds invoering van de Wet werk en zekerheid vergaande ontslagbescherming. Daarnaast zal payrolling aanzienlijk duurder gaan worden, omdat alle arbeidsvoorwaarden minimaal gelijk dienen te zijn (hetgeen administratief zeer lastig uitvoerbaar zal zijn) en payrollondernemingen vrij algemeen ook worden geconfronteerd met hogere sectorpremies (sector 52).

Kritische reactie Raad van State

De Raad van State heeft kritisch gereageerd op het wetsvoorstel, nu de inzet van payrollwerknemers onderdeel is van een breder probleem op de Nederlandse arbeidsmarkt (ontslagbescherming, uitzenden/payrolling, schijnzelfstandigheid). Zij stelt dat payrolling niet uitgezonderd dient te worden en als onderdeel van een breder pakket arbeidsmarktmaatregelen dient te worden aangepakt.

Tot slot

Het is vooralsnog afwachten of het wetsvoorstel Payroll zal worden aangenomen, maar het lijkt vast te staan dat hier vroeg of laat wijzigingen in doorgevoerd zullen worden. Onderscheidend lijkt in dat kader te zijn of er per werknemer aan de allocatiefunctie kan worden voldaan. Mogelijk leidt een wetswijziging weer tot een toename van het aantal uitzendbureaus of een formele arbeidsovereenkomst met de ‘opdrachtgever’ waarbij de backoffice wordt verzorgd door een ‘payrollonderneming’. In dat kader dient het advies van de Raad van State wellicht ter harte te worden genomen en dient er te worden onderzocht waarom werkgevers op zoek zijn naar manieren om niet als werkgever te kwalificeren. Tot die tijd houden wij u natuurlijk op de hoogte van de ontwikkelingen.   

Meer weten?

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Jasper van der Voet van Pellicaan Advocaten, per e-mail of per telefoon: +31 (0)88 627 22 96. Hij helpt u graag verder.